zaterdag 27 juli 2024

Column Jacques Giesen: Wielrennen



Zuid-Limburg en het bevangen zijn door het wielrennen, horen als tweelingen bij elkaar en zeker sinds Valkenburg wielerstad genoemd wordt. Dat mag met haar historie.

Zo hadden zij in 1938 het wereldkampioenschap op de Cauberg. Snel gevolgd met in 1948 een nieuw wereldkampioenschap. Ik was toen 6 jaar oud en weet dat het bij ons
thuis een drukte van belang was. Onze familie uit Belgisch-Limburg was met veel aanhang bij ons het huis binnen gevallen. Er zou wel weer een Belg winnen. Ja hoor, Briek Schotte. Op die dag beloofde mijn oom Pierre uit Boorsem bij Maasmechelen
dat ik een wielrenfiets zou krijgen zodat ik mij tijdig kon ontwikkelen tot een fantastische coureur. Mijn vader had als jonge man wedstrijden gefietst. Goede genen? Later heeft mijn oom nog zeker zevenmaal deze belofte gedaan. Mijn vader zei dan: ”Veel beloven en weinig geven, doet alle gekken in vreugde leven.“

Uiteindelijk heb ik op 27 -arige leeftijd een tweedehandsrenfiets gekocht bij het Belgisch
rijwielhuis in Houthem om vervolgens voor eens en altijd te kunnen constateren dat ik als talentvolle wielrenner faalde. Mijn hoop in strijd te gaan met fietsvrienden ging volledig verloren. Heuvel op had ik binnen een kilometer meer dan een minuut achterstand. Met
soloritten maakte ik mij voortdurend wijs dat ik een winnaar was. Overigens mijn vrouw reed ik wel gemakkelijk uit de wielen.

Dat alles terzijde want ik wilde eigenlijk mijn teleurstelling uiten over het gegeven dat wij zondag in de Ronde Van Vlaanderen geen tweestrijd tussen Van Aert en Van der Poel mogen meemaken. Twee heerlijke coureurs met een gezonde mentaliteit. Zij strijden met
overtuiging en plezier, winnen met grote vreugde en kunnen fijn sportief, schouder kloppend verliezen. Je ziet bij deze twee de uitstraling dat ze het heerlijk te vinden om het spel van de wedstrijd te spelen. Vooral een ernstig spel met een grandioos gevoel voor de fiets en ze vinden het heerlijk het lichaam te mogen teisteren tot volslagen uitputting.

Natuurlijk heb ik ietwat overdreven over het teloorgaan van mijn wielertalent. Tussen mijn zestiende en negentiende jaar reed ik met een vriend (Jef) binnen negen uur van Amsterdam naar Meerssen, kop over kop. Solo fietste ik van Meerssen over de Muur van Geraardsbergen naar Menen vlakbij Roubaix. Een toch van 220 kilometer. Vertrek om
5 uur in de morgen, aankomst om 22.00 in de avond. Wel met een noodzakelijke tussenstop van meer dan een uur op de Muur waar ik in de tweede bocht naar boven in de talud uitgeput van de fiets viel. Ik kwam pas bij mijn positieven toen donder, bliksem en regen mij noodzaakte op te staan en opnieuw aan te zetten. Doornat en tot op
mijn botten verkleumd van de kou arriveerde ik bij het doel: mijn vriendin.

Uiteindelijk werd deze ultieme harde wedstrijd een diepe ontgoocheling want mijn Ingrid bleek totaal niet verliefd op mij te zijn. Hormonale krachten waren in mij gevaren want vol driftig verlangen raasde ik opgejaagd over de met zware kasseien geplaveide Vlaamse wegen. In mijn verbeelding tijdens de tocht zou ik door een verrukte vriendin verliefd omarmt en geknuffeld worden. Een slap handje was mijn beloning. Einde van een illusie.

Zondagmiddag 31 maart 2024 zit een door nostalgie bevangen wielerfan vreselijk te genieten van De Ronde. Wout van Aert zal ik pijnlijk missen.

Jacques Giesen